Revelation of John 10

1) een anderen sterken engel,

Sommigen menen dat dit de engel Gabri‰l geweest is, omdat zijn naam een sterkte Gods betekent; doch de meeste uitleggers verstaan door dezen engel den Heere Christus zelf, die hier in een gezicht verschijnt als dalende uit den hemel, tot troost van Zijn gemeente, die in Zijn eigen menselijke natuur, welke de hemel moet behouden tot de oprichting aller dingen, Hand. 3:21; maar ten opzichte van Zijn werkingen die in dit gezicht worden uitgedrukt, gelijk Openb. 1:13,15 ten dele verklaard is, en gelijk Hij van Zijn gedurige tegenwoordigheid in Zijn gemeente spreekt, Matth. 18:20, en Matth. 28:20. Want tevoren is Hij in de gedaante van een lam en van een priester des hemels den apostel verschenen, omdat Hij als een tussenspraak en voorbidder bij den Vader, in de voorgaande gezichten, is gezien. Maar van nu voortaan wordt Hij soms als een sterke engel of gezant van Zijn Vader, in Zijn heerlijkheid vertoond; soms als een koning der koningen en een overwinnaar van alles; soms als een bruidegom Zijner gemeente, omdat Hij in het vervolg, als een uitvoerder van Gods besluiten over Zijn gemeente, of over de vijanden haar wordt ingevoerd.

Ac 3.21 Re 1.13,15 Mt 18.20 28.20

2) bekleed was met een wolk;

Namelijk tot een teken van Zijn majesteit, gelijk Hij in de wolkkolom het heir der Israelieten is voorgegaan, Exod. 13:21, enz. en in den tempel is verschenen, 2 Kron. 5:13, en 2 Kron. 7:1; en ten uitersten dage ook met de wolken zal komen als een rechter van allen, gelijk hiervoor betuigd wordt Openb. 1:7.

Ex 13.21 2Ch 5.13 7.1 Re 1.7

3) een regenboog was boven [Zijn] hoofd;

Van deze en volgende eigenschappen zie hiervoor Openb. 1:15,16, en Openb. 4:3.

Re 1.15,16 4.3
4) een boeksken, dat geopend was;

Sommigen verstaan hierdoor hetzelfde boek der voorzienigheid Gods, dat tevoren met zegelen was verzegeld, hetwelk nu open is in de hand van Christus, omdat niemand in hemel en aarde het kon openen, dan het Lam dat geslacht was, gelijk getuigd is Openb. 5:3, hetwelk daarom hier een boeksken wordt genoemd, omdat een groot deel daarvan tevoren was geopenbaard, en dat nu nog maar een deel overig was te openbaren. Anderen nemen het voor het boek van het Evangelie, hetwelk ten tijde toen de antichrist op zijn hoogst was, als een gesloten boek voor de gemeente is geweest; maar van dezen tijd aan, dat de Turken tegen de christenheid zijn losgebroken, gelijk in Openb. 9 is aangetekend, is het wederom door enige bijzondere mannen Gods meer en meer der gemeente geopend, en naakter voorgesteld.

Re 5.3

5) Zijn rechtervoet op de zee,

Namelijk tot een teken, dat Hij van nu voortaan openbaar gebruik en bezit nam van aarde en zee, van het vaste land en eilanden, om Zijn waarheid en leer op beide weder voort te zetten.

6) Hij riep met een grote stem,

Namelijk die iemand zou kunnen verhinderen om gehoord te worden.

7) spraken de zeven donderslagen hun stemmen.

Namelijk enige verborgenheden, of voorzeggingen van toekomende dingen. Want deze donderslagen hebben niet alleen een geluid gegeven, maar zijn van een sprekende stem vergezeld geweest, gelijk uit Openb. 10:4 blijkt. Zie dergelijke Openb. 1:10,11.

Re 10.4 1.10,11
8) Verzegel hetgeen

Dergelijk verbod is te lezen Dan. 8:26, en Dan. 12:4, waardoor de gewichtigheid der dingen, die de donderslagen uitgesproken hadden, wordt te kennen gegeven, welke veel meer door hun uitkomst, dan door de voorzeggingen in de gemeente, moesten bekend worden.

Da 8.26 12.4

9) en schrijf dat niet.

Sommigen boeken hebben: en gij zult het daarna beschrijven; en daarom menen enigen dat hetgeen hier verzegeld wordt, daarna eerst in Openb. 14 zou beschreven worden; te meer omdat Openb. 1:1 wordt betuigd, dat deze openbaring van Christus Jezus is gegeven, om die Zijn dienaren bekend te maken, niet om die te verzwijgen. Zie ook hierna Openb. 22:10.

Re 1.1 22.10
10) hief zijn hand op

Namelijk naar de algemene wijze van doen bij de ouden in het eedzweren gebruikelijk. Zie Gen. 14:22; Dan. 12:7; ja, God zelf spreekt alzo van zich zelf; Exod. 6:7.

Ge 14.22 Da 12.7 Ex 6.8
11) geen tijd meer zal zijn;

Namelijk na het bazuinen van den zevenden engel, gelijk Openb. 10:7 verklaart; hetwelk enigen verstaan van den tijd, die door den loop des hemels wordt afgemeten in dagen, maanden en jaren; welke tijd met het einde der wereld zal eindigen. Anderen verstaan het van den tijd der bekering, die den mensen na dezen tijd niet meer zal worden vergund, hetwelk daarom met zulken eed hier door den engel wordt bevestigd, opdat de mensen met ernst daarop nu zouden letten. Enigen verstaan het ook niet ongeschikt van den tijd der vervolging en verdrukking van Gods gemeente door den antichrist en de wereld, en dat de engel daarom het zo be‰digt, om de gemeente hiervan te verzekeren en daardoor te troosten, gelijk Christus ook doet Luk. 21:28.

Re 10.7 Lu 21.28
12) in de dagen der

Deze, naar het gevoelen van velen, zal de stem van den archangel (aartsengel) ten uitersten dage zijn, waarna de opstanding der doden en het laatste oordeel zal volgen, met de volle verlossing en verheerlijking der gemeente van Christus; 1 Cor. 15:52; 1 Thess. 4:16.

1Co 15.52 1Th 4.16

13) zo zal de verborgenheid

Velen verstaan dit, gelijk tevoren verklaard is, van al hetgeen de gemeente van Christus zou overkomen in deze wereld, en van al hetgeen door de profeten is voorzegd, hetwelk met deze bazuin zal eindigen. Anderen menen, daar door de profeten ook voorzegd is, dat het huis van Jakob tot den Heere zal bekeerd worden, dat de ganse gemeente van Christus, bestaande uit Joden en heidenen nog over al hun vijanden, zelfs in deze wereld, zal triomferen; en verstaan deze woorden zo, dat zulks in het begin van deze bazuin nog zal geschieden, en dat Christus eerst daarna zal verschijnen, om het oordeel te spreken over alle vlees. Doch dit gevoelen komt niet overeen met hetgeen doorgaans in de Schrift gezegd wordt van den staat der gemeente van Christus op deze aarde; overmits de gemeente van Christus geen vaste rust in deze wereld ergens beloofd wordt, maar een gedurige strijd tegen hare vijanden, zelfs ook als de Joden tot Christus zullen bekeerd zijn, welker bekering sommigen onder de zesde bazuin stellen. Maar hiervan zal Openb. 20 breder gesproken worden.

14) neem het boeksken,

Namelijk waarvan hiervoren in Openb. 10:2 gesproken is; zie ook daar de verklaring.

Re 10.2
15) eet het op;

Deze woorden zijn genomen uit Ezech. 3:1, waar dergelijke den profeet geschiedt. En daardoor wordt verstaan, dat hij het boek naarstig moest overzien, overleggen, verstaan en herkauwen.

Eze 3.1
16) in mijn mond zoet

Hierdoor wordt te kennen gegeven, dat de kennis der verborgenheden Gods wel aangenaam is en vermakelijk; maar dat daarna de werkingen, die daarop volgen, den kinderen Gods dikwijls zwaar en bitter zijn, als daar is de verloochening van ons zelf, en de verdrukkingen en vervolgingen die hun daaruit overkomen. Ook de straffen zelf, die den vervolgers gedreigd worden, zijn dikwijls bitter en droevig om te horen voor de kinderen Gods; gelijk Ezechi‰l, Ezech. 3:15, in zijn gemoed bedroefd is, als hij klaagt over de halsstarrigheid der Joden tegen zijn prediking, en Paulus over de halsstarrigheid der Joden van zijn tijd; Rom. 9:2.

Eze 3.15 Ro 9.2
17) Gij moet wederom

Dit verstaan sommigen van Johannes, die uit zijn verbanning weder zou vrij gelaten worden, om het Evangelie alom vrij te verkondigen. Doch daar hier van profeteren onder de zesde bazuin wordt gesproken, zo nemen het anderen geschikter voor een voorzegging, die onder den persoon van Johannes tot de leraars van alle geslachten geschiedt, welke in den tijd van de zesde bazuin weder zouden te voorschijn komen, en het Evangelie uit de verdrukking en duisternis van het antichristendom allengskens aan het klare licht brengen, gelijk in Openb. 11 nader zal worden verklaard, waarvan Openb. 10 een voorbereiding is.

Copyright information for DutKant